Het Landsfort Herle maakte prominent deel uit van een signalerings- en communicatiesysteem, dat uiteraard verbonden was aan de (beperkte) middelen en mogelijkheden van die tijd, waarbij in tijden van gevaar ook contact werd gehouden met de vestingen ’s Hertogenrade en Limbourg a.d. Vesdre. (Kerk)torens, die op hooggelegen punten stonden , als in Vaals, Vijlen en Margraten, maakten sowieso deel uit van het militaire “early Warning” systeem, bestaande uit het geven van signaaltekens, welke, opgevangen vanuit hooggelegen punten (denk hierbij ook aan die plaatsen, aangeduid met de naam “Lichtenberg” bijv. te Landgraaf en de St. Pietersberg) vaak teruggaand naar systemen in de Frankische en Romeinse tijd, en uitkijkposten als (kerk)torens, langs een bepaalde route doorgegeven werden met als uiteindelijke doel het garnizoen van Maastricht te alarmeren en op de hoogte te brengen van de nadering van vijandelijke troepen. Het zal de lezer duidelijk zijn dat men er hiermee van uitging, dat het gevaar vanuit het oosten zou komen, hetgeen in de periode van de conflicten met Gelre, Gulik en Munster zeer zeker het geval was. In de tijd rond en na de Tachtigjarige Oorlog lag het niet meer zo eenvoudig, maar toen liep het functioneren van het Heerlense fort als grensversterking al op zijn einde.
De te geven alarmsignalen waren drieledig:
A. Het luiden van de klokken bij gunstige windrichting.
Hiervoor gebruikte men in Heerlen de zgn. “Banksklok”, welke aan de hoofdschepenbank Heerlen toebehoorde. Zij werd in het jaar 1743 op last van de Staten-Generaal opnieuw (om)gegoten en is in de toren blijven hangen tot de klokkenroof door de Duitse bezetter in 1943. Hierop en op de functie van klokken in het dagelijks leven zullen wij nog terugkomen.
B. Vuurseinen
Vooral ’s nachts gaf men een teken door het ontsteken van een groot vuur op het gevechtsplatform van de toren, die in de Middeleeuwen oorspronkelijk nog geen spits had en evenals de muren van het fort voorzien was van kantelen. De toren werd later van een spits voorzien, waaromheen nog loopruimte was en waarvandaan ook nog seinen met fakkels gegeven konden worden.
In de absolute duisternis van vroegere tijden vielen ook kleinere lichtsignalen veel meer op dan nu. Denk in dit verband ook maar aan het feit dat tijdens de “verduistering” in de laatste wereldoorlog een kleine hoeveelheid licht voor vliegtuigen nog tot op een hoogte van meerdere kilometers waarneembaar was!
C. Koeriers; Het zenden van ijlboden te paard.
Dit gebeurde soms ter aanvulling, maar meestal als door ongunstige (weers)omstandigheden de voorafgaande methoden faalden.
De route, die de signalen volgden en die in de praktijk blijkbaar goed voldeed is met zekerheid bekend. In een document, berustend in het archief van het voormalige adellijk Huis “de Peerboom” onder Voerendaal en daterend uit 1692 lezen wij het volgende: Uitgangspunt was dus Heerlen, waar men
”……so by dagh als by nacht”…..wacht hield op “ haren kercktoorn…”
om in geval van onraad hiervanaf
“….het guarnisoen op haren kerckhof ( het plein rond de kerk) te verwittigen.
De afgegeven signalen moesten dan worden opgevangen door de wacht op Ubachsberg, betrokken door inwoners van Heerlen en Klimmen. De afstand tot de volgende posten (Vijlen en Vaals) is naar verwachting te groot om in één keer overbrugd te worden, zeker als er sprake was van slecht zicht door weersinvloeden als neerslag en mist.
Daarom zal er nog een tussenpost geweest zijn, ergens verder op het plateau van Ubachsberg (bijvoorbeeld de Vrouwenheide, waar nu de molen staat), of ergens achter Trintelen, vanwaar men naar het Heuvelland afdaalt en zicht heeft tot Vaals en het Duits-Belgische grensgebied. Een -extra- uitkijkpost was hier dus wel zeer wenselijk en mogelijk, maar de oude tekst maakt hiervan geen melding. Volgens dit document gaat de luchtweg van Ubachsberg rechtstreeks naar de “…wacht vanden kercktoorn van Vaals ende Vielen, waerop de ingesetenen deselver plaets ook hare wachten sullen besorgenen; van waer verdere communicatie gegeven sal werden aen het guarnisoen van Vaelsbroeck ende aen de Ruyterwacht op den Gulperbergh, dewelcke sal voort bekent maeken aen ’t guarnisoen op ’t Huys Neuburgt (kasteel Neubourg) en met eene by signaal van vuur of anders aen den kercktoren van Marigraten, op welcken toorn de ingesetenen mede eene gedurige wacht sullen houden, dewelcke het ontfangen signaal wederom zullen geven aen de wacht tot Cadier, (…) vanwaer het guarnisoen van Maastricht geadverteert sal moeten werden, soo by signaal van vuur, luyden der klocken als afsenders van expressen (ijlboden)….”.
Dat aan deze gang van zaken streng de hand gehouden werd, blijkt uit de hoge boetes en andere straffen, die bij in gebreke blijven tijdens het wachtlopen, werden opgelegd. Een boete kon destijds de zeer hoge som van 5 goudguldens bedragen, terwijl men hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor alle bijkomend onheil, veroorzaakt door een dergelijke nalatigheid. Bovendien kon men, afhankelijk van de ernst van de gevolgen, zware juridische straffen oplopen.