De toren als uitkijkpost

In tijden van onrust en oorlog deed de toren van de St. Pancratiuskerk tevens dienst als uitkijkpost. De taak van het wachthouden moest door de Heerlenaren, die buiten de vesting woonden, vervuld worden. Zij kregen daarvoor een soort soldij uitbetaald ( en een zéér behoorlijk quantum drank!).
In het Rekeningenboek van de Hoofdschepenbank Heerlen, lopend over de jaren 1588-1594, de beginperiode dus van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), lezen wij o.m. dat: “……die Huyslieden ten ernstigen bevele des bruekmeesters moeten goede wacht houden dach ende nacht in de starcheyt van Heerlen denwelken gelevert geweest thien gelachteren…….”
En op een andere plaatsonder het hoofdstuk:....”uitgaven in separatie gedaen aen de vestinghen der vrijheit van Heerlen…” wordt hierover gezegd: “ …item hebben dese rekenaers betaelt aenden waachter vanden thoorne der welke die wacht aldaer was houdende ter bevele van Scholtis, Schepenen ende Gemeenten…”

Vooral gedurende de eerste fase van de Tachtigjarige Oorlog moest de vesting voortdurend onder bewaking gehouden worden. De Prins van Oranje was deze oorlog in deze streek begonnen, n.l. in de buurt van Wittem, waar hij in zijn geloofsgenoot Floris I van Pallant, die toen het kasteel Wittem bewoonde, een trouwe hulp en bondgenoot had.

Heuvelland

Eind september 1568 had Willem van Oranje de “Limburgse” grens overschreden, zijn militaire hoofdkwartier in Heerlen gevestigd en het gehele land van Valkenburg bezet; hierbij had hij zich in korte tijd meester gemaakt van de drie belangrijke militaire steunpunten: het kasteel in Valkenburg, het Landsfort in Heerlen en de burcht van ’s Hertogenrade. Verder liet hij de belangrijkste uitkijkposten in Ubachsberg, Klimmen, de Gulperberg en delen van de Landgraaf ten noorden en oosten ( de “Lichtenberg”) van Heerlen bezetten. Oranje beheerste daarmee twee belangrijke oost-west verbindingen door Zuid-Limburg: de wegen van Aken en ’s Hertogenrade naar Maastricht. Het gevechtsterrein van Valkenburg en Gulpen tot Maastricht . Het plan was geweest om Maastricht bij verrassing te veroveren en regelrecht naar Brussel op te trekken. Dat mislukte: Maastricht bleek onneembaar en men keerde terug naar Wittem, dat hierbij echter opnieuw op de Spanjaarden veroverd moest worden. Later trok Oranje uit de streek weg. Dit alles had plundertochten tot gevolg.
Alexander Farnese, prins van Parma, bezocht diverse malen, o.a. op 13 februari 1588 en 24 juli 1590 de vesting Heerlen, die voor de toenmalige bewoners in deze woelige tijden van zo grote betekenis was.

Er is in het Gemeente-archief een document bewaard gebleven, dat belangrijke gegevens bevat uit het oorlogsjaar 1542. Karel V trok in dat jaar te velde tegen de Hertog van Gelderland. Gulik en Kleef gingen in het bondgenootschap met Gelderland mee, zodat de vesting Herle, die Karel’s partij koos, herhaaldelijk belegerd werd (we komen hier t.z.t. nog uitgebreider op terug). De buiten het Landsfort wonende boeren trokken zich met have en goed binnen de versterkte schuilplaats rond de toren terug. Het document is ondertekend door inwoners van binnen de vesting. Wij lichten er deze zinsnede uit, die de taak en functie van het fort kernachtig samenvat: “ …waeromtrent sij die eere hebben onderdanigst te vertoonen, dat den Kerkhoff van Heerle (bedoeld wordt het terrein rond toren en kerk) met wall en poorten omgeven, van ouds een fort ware, meermaals belagert, als laestens nog 1542 teste juro door de Gulixe en Cleefse…. en vervolgens tot retirade der omliggende boeren en hun vee…”

Het bovenstaande is vervat in een uit 1670 daterende aanvraag bij de Staten- Generaal in Den Haag, waaronder Heerlen ressorteerde, om subsidie voor de broodnodige herstelwerkzaamheden aan de fortificaties van het Landsfort. De aanvraag werd afgewezen: de eens zo trotse versterking had in de ogen van “Den Haag” geen militair-strategische betekenis meer; een roemruchte episode was voorgoed voorbij: de geschiedenis had andere zaken met Heerlen voor…